J
CLXXXIII
Pedir in December 1878op bevel van Van Swieten
door de' vloot onder Van Gogh getuchtigdwegens het
deelnemen van den vorst Toekoe Pakeh aan den krijg
in Groot-Atjehdeed wegens bet belang, dat het had
in den handel op Groot-Atjehwelks voorraadschuur
het washerhaalde stappen van toenadering.
In Februari 1876 werd dan ook de handelbehalve
in oorlogsbehoeften en met beperking van rijstinvoer,
heropend; de sultan kreeg f 50.000 schadevergoeding
voor het bombardement van 1873 en wij kregen eene
versterking te Pedir onder Van Teijn (welke later naar
Segli werd overgebracht). De verhouding met Toekoe
Pakeh (April 1879) bleef uitstekend. In 1880 trad
Van der Heijden op als bemiddelaar tusschen Pedir
en Gighen.
Pasangawelks radja Toekoe Tjihikdoor een fanatie
priester tegen de fahirs opgezweept, alle aanraking
met ons weigerde, werd geblokkeerd en nadat op een
ultimatum van den Gouverneur geen antwoord kwam,
gebombardeerd. De radja werd met onze goedkeuring
door de hoofden afgezet en vervangen door zijn broer.
Toekoe Tjihik, die een grooten aanhang wist te ver
werven, noodzaakte in Sept. 1880 den nieuwen radja
onze hulp in te roepen. Beide broeders verzoenden
zichaan Toekoe Tjihik werd weder het bestuur opge
dragen; zijn broeder werd rijksbestuurder.
Gedong gaf in Juni 1878 door Edi te steunenaan
leiding tot eene expeditie onder majoor Perné. De
hevige tegenstand deed Van der Heijden zelf met hulp
aansnellen (15 Juni).
Na de bestorming en inname van de benting mang