J CLXXXVIII patrouilleeringen gewaarborgd worden. Verzuimde men hierindan voorzag hijdat de Atjeher weer allerwege zou rooven en maraudeeren. Daarom waarschuwde hij de regeering voor te groote zucht tot bezuiniging en eischte een krachtvol bestuur gesteund door een sterke troepenmacht, om het hervormingsproces der be volking te bewerkstelligen (Brief aan den Gouverneur- Generaal20 Augustus 1879). Dit bestuur wilde hij zien opgedragen aan een militair officier, althans voor de eerste jaren als over gangsvorm tot het gewone civiele bestuur. Hij nam daarbij de talrijke voorbeelden in 't oog bij de onder werping van andere volken in den Archipel. Het civiel en militair bestuur in één hand, die van een officier, vereenigd, ziedaar zijn wenk aan de regeering (Nota over den vorm van het bestuur van Atjeh en Onder- hoorigheden49 April 1880). En toch niettegenstaande de juistheid zijner inzichten werd deze wenk in den wind geslagen en veronacht zaamd. Zijne profetie van 20 Augustus 1879 werd bewaarheid en de hoogst gunstige toestand nam een dusdanige wendingdat het op het oogenblik betreurens waardig is, ja dat zich werkelijk stemmen van ver standige mannen laten hoorendie aanraden liever Atjeh maar te verlaten. Velen wijten de schuld hiervan aan de eerzucht van den Gouverneur-Generaal Van Lansbergeom den Atjeh- oorlog geëindigd te zien onder zijn bestuur. Atjeh moest in een toestand van vrede aan zijn opvolger overgegeven worden en hem was dan de eer der over winning beschoren. r

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1890 | | pagina 194