J
CXCII
op de bevolking van grooter gewicht, dan het vertoon
van militaire machten maakte ruimschoots gebruik van
hunne gehechtheid aan geld, macht en onderscheidin
gen. De ondervinding heeft echter geleerd, dat deze
prikkels, niet gesteund door de vrees voor de militaire
machtniet voldoende waren om den ingeboren haat der
Atjehers tegen de Nederlanders te vernietigen. Boven
dien was de vrees der welgezinden voor hunne vijan
delijke landgenooten zeer groot. Bij voorbeeld durfde
geen der hoofden uit de Sagi der XXVI Moekims aan
eene oproeping van den Gouverneur deelnemenna den
inval der partijgangers T. Nja Hasan en T. Nja Bintang
(Augustus 1881). Stoutmoediger gedroeg zich de Ket-
joeroean van Loöng.
Toch vermeerderde het aantal welgezinde hoofden onder
Pruijs van der HoevenZoo verzoenden zich T. Tjoek
Lamreng (spoedig daarop vermoord); T. Tjihik, hoofd
der V Moekims Montassik; T. Pangeran Hoessin, een
onecht lid der Sultans familie, vestigde zich in Groot-
Atjeh, kreeg eene toelage; idem T. Mok Joesoef, ook
lid der Sultans familie; T. Iman Bintang, die 1/2 der
V Moekins verkreeg, en andere. Toch speelden de
meesten dezer hoofden een meer of min dubbelzinnige
rol, doordien zij in 'tgeheim de vijandelijke aanvoer
ders met geld enz. steunden. Dezen waren v. n.
w. o. er ons reeds van onder Van der Heijden's be
stuur bekend zijn
Tengkou. di Tirou, een der meest fanatieke en hart-
nekkigste aanvoerdersMoeroe ten oosten van Indra-
poeri was de verzamelplaats zijner benden.
T. Nja Hassan, even werkzaam als de vorige, sneu
velde bij een aanval op Oleh-leh in Mei 1883.
r