j CXCVII hoewel zelf misnoegd, toch welgemoed voor de min deren moesten optredenuiterst moeielijk wasis licht te begrijpen. Ook dat er herhaalde botsingen kwamen tusschen de civiele en militaire machtonder andere daar waar de militairen zonder zich te mogen weerenbeschoten werden. Hoewel de toestand op de kust gunstiger was, liet de achteruitgang van zaken in Groot-Atjeh zich ook daar gevoelen. Geld, munitie en manschappen werden bijeenver zameld om den heiligen oorlog in Groot-Atjeh te steunen. Vooral de Noordkust ondervond dien terug slag het meest, en werd daarom in Augustus 1882 voor den in- en uitvoer en voor de vischvangst ge sloten. Naar Samalanga en Pasanga had eene expeditie plaats. De twist tusschen Pedir en Gighen kon de Gouverneur Pruijs van der Hoeven ook niet bijleggen. Daar kolonel Haus en de Gouverneur Pruijs van der Hoeven van zienswijze verschilden en alzoo geen krachtige samenwerking kon worden verwacht, werd Haus in 1882 (Augustus) vervangen door den kolonel Schafer. Hoewel de Indische regeering den Gouverneur steeds zooveel mogelijk steunde en zijne inzichten volgde; hoewel de Gouverneur zelf meende dat alles op eene vredelievende oplossing der Atjeh-quaestie duidde, toch vroeg de heer Pruijs van der Hoeven in Decem ber 1882 zijn ontslag, om reden, later in zijne bro chure vermeld, dat de regeering hem geen onbepaald vertrouwen meer schonkdoor van hem te eischen meer rekening te houden met den feitelijken oorlogs toestand (Brief 's Jacob, September 1882). r

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1890 | | pagina 203