CXCIX
en bij dat van Van Rees (Maart 1884) weder op het
tapijt gebracht, doch men nam nog geen besluit. In
middels werd het in twee geheime zittingen der Kamer
(16 en 17 Juni 1884) besproken en werd er tot een
aanmerkelijk terugtrekkenof wel de concentratie onzer
stelling te Atjeh besloten, hoewel met veel tegenstand
Rutgers van Rozenburg).
Inmiddels had onder L. Tobias' bestuur de zoo be
ruchte Nisero-quaestie plaats. Iman Moedaradja van
Tenom, was ons vijandig gezindomdat wij zijn vijand,
den vorst van Malaboeh tegen hem hadden ondersteund
(Mei 1883). In den nacht van 10 November 1883
strandde bij Panga in zijn gebied, het Engelsche
stoomschip »de Nisero". Het schip werd door de
strandbewoners leeggeplunderd, de vorst nam de be
manning gevangen. Hij begreep de Nederlanders hier
mede in moeilijkheid met Engeland te kunnen brengen.
Direct werden onderhandelingen voor de uitlevering
aangeknoopt, doch de vorst was onhandelbaar. Ook
Engelsche gezanten wisten niets te verkrijgen en zagen
indat zijne eischen buitensporig waren.
4 Januari 1884 vertrok eene expeditie van Oleh-
leh, sterk 650 man infanterie, artillerie en genie, be
nevens geneeskundigen dienst, administratie, dwang
arbeiders en koelies, onder den militairen commandant
van Atjehkolonel H. Demmeni. Van den 5den tot
den 13den had onder een hevigen tegenstand de landing
plaats (luitenant Snijder verdronk) en daarna had een
tuchtiging der landstreek plaats, doch zonder baat.
Nu sloegen de regeeringen van Engeland en Nederland
de handen ineen en stelden den vorst een ultimatum