j cc de gevangenen binnen zekeren termijn uit te leveren (14 Augustus hem door Laging Tobias in persoon ter hand gesteld). Den lOden September had de uit levering plaats. Ons land betaalde f 100.000, zijnde het door ons steeds beloofde losgeld. Overigens hadden geene expeditiën plaats. De marine had weer meer te doen, toen ook de oost- en west kust uitgezonderd enkele havensvoor den handel gesloten werden. Door den jongen sultan Mohamed Daoud te erkennen meende L. Tobias tot eene gewenschte oplossing der Atjeh-quaestie te kunnen komendoch kreeg naar aanleiding der wijze van toepassing van zijn plan on- eenigheid met den minister. Toen nu tot de concen tratie onzer stelling, waartegen L. Tobias gewaarschuwd hadbesloten was gewordenen de eenhoofdige militaire leiding hiervan een gevolg moest zijn, meende L. Tobias niet op zijn plaats te zijn en diende hij daarom zijn ontslag in (Septemher 1884). Het «civiel en militair bestuur," onder een militairen Gouverneur, werd met de benoeming van kolonel H. Demmeni als zoodanig hersteld (13 September 1884). De controleurs op Groot-Atjeh, de assistent-resident van Malaboeh werden onthevenook die van Segli Telok Semawé en Samalanga. Doch de eerste taak van Demmeni was het bewerk stellingen der concentratie. Het doel hiervan was eene sterke aaneengesloten postenliniewaarbinnen de veilig heid geheel verzekerd was, zonder nog de ons gezinde hoofden en bevolking aan hun lot over te laten en ook zonder ons in de schatting des vijands te doen dalen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1890 | | pagina 206