CCIII
den oorlog over. te brengen naar Tamiang en Langhat,
onderafdeelingen van Sumatra's Oostkust. Vandaar
de versterking der troepen in die residentie.
In de onderhoorigheden hadden geen vijandelijkheden
tegen ons bestuur plaats. Toch moesten onze ambtenaren
en bezettingen steeds op hun hoede zijn (Segli Malaboeh).
Toekoe Oemar, een onzer listigste tegenstanders,
bracht ons in nagenoeg hetzelfde parket als indertijd
de Nisero-quaestie. Het Penangsche zeilschip »/7oc
Cantonvoer op Rigas, ten noorden van Tenom, om
daar peper op te koopen. Toekoe Oemardie in Rigas
den aanhang der bevolking bezatvernamdat de
kapitein Hansen een aanzienlijke som gelds bij zich had
en besloot het schip te plunderen. Hij volvoerde zijn
planvermoordde de equipage en voerde mevrouw
Hansen en den 2den machinist naar het binnenland.
Inmiddels zond Demmeni, 20 Juni, 3 colonnes onder
den kolonel Van Teijn naar Rigas ter hunner bevrij
ding. Eerst den 6den September mocht het ons ge
lukken hen te redden tegen een losprijs van 25000
dollars. Verdere belangrijke gebeurtenissen hadden er
niet plaats. Het leger werd tot 3 veldbataljons be
nevens één depot en een garnizoensbataljon terugge
bracht, doch was zelden voltallig. Dit had zijne oorzaak
in eene ziekte, de beri-beri genaamd, die zich vooral
in Atjeh op ons leger deed gelden of menig sterfgeval
of evacuatie deed plaats hebben.
De groote vochtigheid van het Atjehsche klimaat,
de felle middaghittede zware vermoeienissende ge
brekkige voeding en de moerassige uitwasemingen van
den bodem, kunnen er mede oorzaken van zijn; de