t j CCXIII Louvois, de almachtige minister van oorlog onder Lodewijk XIV, was met deze toestanden bekend; hij voelde de noodzakelijkheid om er een einde aan te makenook om ten allen tijde een zeker aantal man schappen beschikbaar te hebbendie aan practisehe geoefendheid eenige technische kennis paarden, en die verschoond van een slecht, algemeen nagevolgd voor beeld in tijden van nood in het leger dienst konden doen als officier. Met dat doel werden op 12 Juni 1682 bij een Koninklijk decreet van Lodewijk XIV, 2 «Compagnies de Cadets Gentilshommes" opgericht. Jongelieden van 1425 jaar, die officier wilden worden, zouden in deze «Compagnies" hunne opleiding ontvangen. Dit was de grondslag tot het vormen van militaire scholen. Het aantal jongelieden uit alle standendat zich aanbood, was zóó groot, dat binnen drie maanden het aantal «Compagnies de Cadets Gentilshommes" tot negen moest uitgebreid worden, die in de grenssteden (Doornik, Kamerrijk, Charlemont, Longwy, Sarrelouis, Straatsburg, Brissach, Belfort en Besancon) werden gestationneerd. Het aantal aanvragen om plaatsing was zóó groot, dat men de oogen sloot voor deserties der cadetten. De eenige straf voor de gedeserteerden was hun schrapping als cadeten de aanplakking van hun naam aan de pui van het stadhuis der garnizoensplaats. Deze cadetten waren van geen enkele der diensten van een gewoon soldaat vrijgesteld. In de urendat zij geen dienst haddenmochten zij zich in de stad vrij bewegen; slechts de schouwburgen mochten zij niet bezoeken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1890 | | pagina 219