YIKLIEFn.
De lezer stelle zich. gerust.)
H
k was verliefd. Ik hoorde 't duid'lijk
Aan 't vurig kloppen van mijn hart;
Ik keek mij zeiven in den spiegel
En 'k snikte 'tbijna uit van smart;
ijn haar stond steil, een stekelvarken
Leek wel een koningszoon bij mij
ijn stem was schor; 'tgekras der uilen
Was daarbij hemelmelodij
Mijn oog stond flets; in Scheveningen
Keek nooit een schelvisch zoo mij aan
Mijn bloed stond stil, 'k sneed in mijn vinger
En baadde mij in levertraan.
Mijn lustre jasje zat vol plooien
Mijn hoed was in de goot beland,
Nog levend scheen ik een geraamte
Met een badientje in mijn hand;
Ik was verliefd; maar, lieve hemel!
Ik wist waarachtig niet op wie;
Mijn hart beminde alle vrouwen
In Lapland als in Overschie.
r
}\9