8 Ik liep in 't bosch en ziein 't lommer Zag ik de jachtgodin Diaan. Ik riep haar toe: «Juf, mag 'kje trouwen?" Maar 't antwoord was: «Loop naar de maan.' Ik liep mijn hoofd bijna te pletter En sloeg mij zeiven een blauw oog; 'kZag in mijn wanhoop slechts een haasje, Dat piepend door mijn beenen vloog. Ik dacht: ik zal wat verder loopen, Misschien neemt nog wel een mij aan 'k Liep door en zie, tot mijn verbazing, Zag ik Terpsichore daar staan. Ik wierp mij neer en dorst het wagen Te vragen om haar hand, o dwaas! Zij riep mij toe, haast schaterlachend: «Jij bent een veel te stijve klaas." 'k Werd bijna gek van smart en woede En keerde weder naar de stad; Daar ging ik een komedie binnen, Waar Melpomeen haar zetel had. Ik zocht haar achter de coulissen En dacht: »'kZal toonen wat ik kan;" Maar 'k zag haar nauwelijks of zij zeide «Kijk, die is goed voor Charlatan." Ik ging op straat, en zie! de goden Maakten het eindelijk naar mijn zin Want 'k zag een equipage rijden En daar zat Venus zelve in. Ik vroeg mij zeiven af: «Hoe zal ik Mij nu verklaren deze keer?" 'k Besloot toen snel en op de steenen Lei ik mij voor de paarden neer.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1890 | | pagina 240