t
is-
-«N». AMAZONE.
'ij droegt den zilvren helm op ravenzwarte haren
Die golfden langs uw borst en langs uw
[schoudren neer.
Het heilig bliksemvuur scheen in uw oog gevaren
En trotsch woei in den wind uw blauwe reigerveer;
Een gouden borstkuras omsloot uw slanke leden,
Een scherpe degen blonk en flikkerde in uw hand
Gij scheent een schikgodin, een beeld uit het verleden,
Een wrekende engel Gods, een geesel in het land.
Gij waart betoovrend schooneen schoonheid, die doet
[beven
Maar die in eeuw'ge boei den stouten stervling slaat,
Die u beminnen zou ten koste van zijn leven,
Al zijt gij hem bekend als priesteres van 't kwaad,
De rozen bogen neer, waar zich de hoeven, zetten
Van 't hooggebouwde ros, dat schuimde om den mond.
Ik wist, hoe gij aldus dengene zoudt verpletten,
Die in vermeetlen waan vergeefs u wederstond.
Gij scheent in uwen moed de wereld te trotseeren,
Gevoelloos, wreed en koud, betoovrend ieders hart,