u
zijne manschappen, en gaf, zoo noodig, hier en daar
zijne bevelen.
Juist was hij hiermede bezig, toen een jonkman van
omstreeks vijf-en-twintig jarendie den rang van
adjudant-onderofficier bekleedde, naar hem toe kwam,
op twee passen voor hem halt hielden eerbiedig de
hand aan de klep van zijn képi bracht.
BWat wilt ge, Koch?" was de vriendelijke vraag
van den kapitein.
«Uwe orders, kapitein."
«Zorg dan, dat precies om 6 uur alles is opgebroken
en de tenten en andere zaken op de muildieren ge
laden zijn, zoodat wij onzen tocht kunnen vervolgen,
en houd gedurende den marsch een waakzaam oog op
de koelies, want ik vertrouw dat dievengespuis niet."
«Ik zal er voor zorgen, kapitein," zeide Koch, maakte
het militair saluut, en verwijderde zich. Eenige oogen-
blikken keek de kapitein Koch na.
«Een goede jongen" mompelde hij, en trad weer
binnen zijn tent, om het noodige voor den marsch in
orde te brengen.
Maar laat ik u eerst omtrent den tocht iets naders
mededeelen.
Het eiland Borneo was nog niet geheel aan onze
macht onderworpen, en gedurige opstanden van de
bewoners bewezen, dat zij niet ingenomen waren met
de heerschappij der Nederlanders.
Op enkele puntendiep in de binnenlandenhadden
wij versterkingen gebouwdwaarin kleine garnizoenen
gelegd warenom de bevolking in bedwang te houden.
Op het tijdstip, waarop mijne geschiedenis een aan-