46 opgevoed jongmensch, die een mooien studietijd op de Academie achter den rug had, doch die nog weinig op de hoogte was van de Indische toestanden. De derde in rang was de boven reeds vermelde adjudant-onderofficier, dienstdoend officier Koch, de held van mijne geschiedenis. Deze jonge man, die eerst als onderofficier in het Nederlandsche leger had gediend, had na den dood van zijn vader voor het Indische leger overgeteekend waardoor hij hoopte in de gelegenheid te komen zijne wenschen naar een avontuurlijk leven te kunnen be vredigen. Hierdoor had hij zijne moeder, wier eenige steun hij was, veel verdriet veroorzaakt. Dit verdriet werd echter verzacht door de snelle promotiedie hijdank zijn uitstekend gedrag, in het Indische leger maakte. Voorts bestond de compagnie nog uit 1 sergeant majoor, 5 Europeesche en 2 Inlandsche onderofficieren en 167 korporaals en manschappen van verschillenden landaard. In bovengenoemden toestand troffen wij dus de compagnie van kapitein Van der Haere aandie toen nog op 5 dagmarschen van Djatto verwijderd was. Om 6 uur begon de marsch weer. Verschrikkelijk werd de hitte tegen den middag en met groote moeite sleepten de soldaten zich voort. Geen gelach, geen gesprek deed zich hooren. Stom marcheerden die wakkere strijders voorwaarts om hunne in nood verkeerende broeders te hulp te snellen Eindelijk werd »halt" gehouden en een uur rust

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1890 | | pagina 248