46
wDat gaat niet langer zoo, bij God!"
Riep jonker Otto Glant,
»Neen eer vind ik een' vroegen dood
Voor 't arme vaderland."
Hij roept het volk ten strijde op,
Vervolgt den vijand vlug,
Maar trekt dan voor de overmacht
Al strijdend zich terug.
Zoo sleept de kleine heldenschaar
Zich nog tot Boxem voort;
Daar legert zij zich in de kerk
Versterkt er gang en poort.
Doch Spanje's troep trekt ook daarheen
En legert er zich voor,
En na een korten, heev'gen strijd
Dringt hij in 't Godshuis door.
En waar de vrome Christen hulp
En steun vond in 'tgebed,
Waar menig afgevallen ziel
Voor eeuwig werd gered,
Daar zwaait de Spaansche moordenaar
Zijn slagzwaard in het rond,
Daar spreidt de dood zijn rouwkleed uit,
En verft het bloed den grond.
In d'eenen arm houdt Otto Clant
De vlag van 't vaderland
En zijner vaad'ren heldenzwaard
Doet wond'ren in zijn hand.