EEN SPROOKJE.
^5gwmz,
:^-
mevrouw> ik za^ kort wezen; liet is
inaar een sprookje. Het begint met, «Er was
er eensen dan volgt er. Neen pardon
mevrouw, geen koning, geen keizer zelfs, ik zou bijna
zeggen, «inieux que ca," «een cadet." Zijn naam be-
ust nog alleen maar in met stof overdekte archieven
en komt voor in de verweerde ruiten der K. M. A.
Vergun mij hem Stippel te noemen. Stippel had het
buskruit niet uitgevondenmaar dat was dan ook
onmogelijk, daar hij bij de Infanterie was; daar
leeren ze geen scheikunde.
Zijn eerste groot verlof zou hij gaan logeeren in
Opscheuten. Daar woonde een oude oom van Stippel,
een verroeste soldaat die het in 1830 tot luitenant
had gebrachtmaar in Stippel's vroegste jeugd reeds
het zwaard in een hoek had gezet, om in Opscheuten
kool te gaan verbouwen. Opscheuten lag niet aan het
spoor; het naaste station lag er ruim drie en een half
uui van af, en iemand, die daarvan daan kwam, werd
in Opscheuten altijd met een geheim zin nigen eerbied
beschouwd; men vreesde er het spoor.
aP
e)