J
55
het een steenweg is, de baas wil het volstrekt niet."
Jan Stippel stond als van den donder getroffen. «Dan
zal ik maar wachten tot er een kar komt," zeide hij
zacht. Het moreel van den sterkste kan gebroken wor
den. «Zullen we eens samen wat gebruiken?" vroeg
de oude koetsier.
«Komaan dan maar," was het antwoord, «dit is
zeker een herberg." Zij traden binnen Twee kinderen
vlogen angstig weg met den kreet: «Moeder, daar is
Piet Klaessens met den Koning." Een boerin kwam
hierop binnenstuivenveegde haar mond met haar
boezelaar af, zette de handen in de zij en zeide lang
zaam: «lk heb vergunning." «Nou, dat weten we
wel," zeide Stippel's makker, «geef mij maar een
glaasje rood met suuker. Hier meheer betaalt."
Jan zei niets. »0," vroeg de boerin, «dus meheer is
niet van de perlisie?" «Wel nee mensch," zei de
koetsier, die aardig wilde wezen. «Hij is een Duitsche
koronel, die met z'n soldaten het dorp wil afbranden."
Nu werd Jan in ernst boos, maar het was te laat.
Met een luiden gil vloog de boerin de deur uit. Jan
stond er op onmiddellijk te vertrekkenmaar zijn
Mentor proefde alles, wat in het houten buffet van
zijne gading was. Jan, die nog moest betalen en zelf
ook eene hartversterking had genomen, dacht, dat
alles zich wel zou ophelderentoen plotseling een
vreeselijk rumoer in de straat hem opschrikte. Maar
ook Klaessens had het gehoord. In een minimum van
tijd had hij stoelen en banken voor de deur geschoven,
toen opende hij het raam en trad wankelende naar
voren. «Waar bennen ze?" riepen verscheidene stem-