57
stoffige straat. «Jongens," dacht hij bij zichzelf, «had
ik oom maar wat meegebracht uit de stad maar
komaan, er zal hier ook wel een winkel zijn," en ja
waarlijk een paar passen verder kwam hij er een
tegen. Op de deur stond: Klokken, manufacturen en
sigarenen boven het raam las hijBroodborstels
en rietwerk.
«Sigarenkistjes!" vroeg Jan in den winkel. «Die
hebben we niet," zei de winkelier. «Kistjes sigaren
dan?" «Ook niet ineheer, maar ik wil wel sigaren
voor u in een kistje doen, wat voor merk wilt u
hebben?" «Je beste." De winkelier nam toen een
vurenhouten doos, waar een wekker in was geweest
en vulde die tot den rand met inktkleurige sigaren.
«Geef er mij nog eenige losse," zei Jan.
«Asjeblieft," zei de winkelier, en reikte er hem
eenige over.
Een zakje bleek hij niet te bezitten. Jan behielp
zich met een koffiezak.
Drie huizen verder woonde de heer Gras en drie
minuten later zat Stippel dan ook bij zijn oom in het
voorkamertje. De begroeting was allerhartelijkst ge
weest. «Jongen," vroeg oom, nadat deze zich neder
had gezet, «welk jaar ben je nou?"
«Tweede, oom," zei Stippel met al den trots van
een ex-baar.
«Ach ja," zei mijnheer Gras, «mijn tijd is al heel
lang geledenik heb den dertigjarigen oorlog nog
medegemaakt. Zoo noemde Jan's oom dien kortston-
digen, voorspoedigen veldtocht. «Bent u cadet geweest?"
vroeg Stippel. «Nooit, zoover ik me herinner," was
c