J
59
hij. »Als 't u belieft, oom." »Ga je gang, mijn jongen,"
kreeg hij ten antwoord, maar oorri scheen volstrekt
niet verwonderd. Het beviel onzen cadet maar half
en dit werd er niet beter op, toen oom na eenige
trekken zeide: nik ben van 'tjaar niet erg gelukkig
met mijn sigaren."
nlloe zoo?" vroeg Jan verstomd. 0dat is waar,
ik heb je mijn sigarenplantage nog niet laten zien,
ga maar eens mee, maar drink eerst je glas uit."
Jan volgde en bespeurde, dat de sigaren van den
winkelier die van zijn oom waren geweest. Deze ver
haalde hem ten minstehoe genoemde winkelier ze voor
hem verkocht.
Dat was het laatste woorddat er over sigaren
werd gesproken.
»Wat drink je aan tafel," vroeg oom, «thuis bedoel
ik." Met een staal gezicht verzekerde neeflief «wijn."
«En op de Academie?" vroeg mijnheer Gras.
«bier." «Welnu," zei de metalen-kruisdrager, «dan
zullen wij hier voor de afwisseling eens water drinken.
Dat deden ze in mijn tijd altijd. Je moet wel be
denken dat ik den dertigjarigen oorlog heb mee
gemaakt." Jan lachte, maar protesteerde natuurlijk
niet. Hij wist, hoe oom dit laatste als een onfeilbaar
argument gebruikte. Hij zou in allen ernst zeggen:
Dat weet ik alleenomdat iken dan zijne ge
bruikelijke tirade.
Het eten duurde niet lang, zooals dat in den regel
het geval is, waar men iets met zijn tweeën doet,
wat eerst met twaalf man gezellig wordt.
Jan deed eenige banale vragen over kropsla en