61
Ilier en daar hoorde men hoera's, er werd gehotst
en gedrongen en Jan begon waarlijk te geloovendat
hij jarig was. Hij dankte ten minste den hemel, toen
hij veilig weer bij oom in het benedenvoorkamertje zat.
«Hoe vond je het?" vroeg zijn gastheer. «Heel
aardig," zeide de gast. «Een mooi dorp." «Zeker,
oommaar kunnen ze hier al vuur maken doen ze
dat met droge stukken hout?" «Wordt niet sarcastisch,
mijn brave, laat ons eerst thee drinken." Zij hadden
juist ieder een kopje gedronken en oom ongemerkt
nog twee bovendientoen er gescheld werd. De meid
kwam iets later binnen met de boodschap: «Com-
pelement van den notaris en of ie den militair eens
mocht zien." Oomverwilderd door zijn plattelands
leven, wou juist ja zeggen, toen Jan opvloog. «Dat is
te gek," riep hij uit; «oom, als ik niet bij u gelogeerd
was, zou ik hem de deur uitranselen." Hierbij viel
de meid flauw, zoodat er twee dagen later in de
Avondpost stond: «dat in Opscheuten iemand een
vrouw bewusteloos en een notaris dood geslagen had."
Om half negen begaven zich de twee heeren naai
de soos. Het zag er vroolijk uit. Een petroleumlamp
brandde boven een versleten biljart en een tweede
boven een leestafel. In het buffet zat een jongen van
twaalf jaren te slapen en de eenige gasten waren
twee leden der soosdie aan Jan werden voorgesteld
als de heer Karnemelk en de heer Piras. De eerste
was een dikke kaasverkooper van ongeveer vijftig jaren
met kleine hondenoogen en een goed, stompzinnig
gezicht; de tweede was een jongmensch van een kleine
dertig, met een lorgnet op en een gele jas om zijn