66 »Is die snuiter er geweest." «Goed," hernam het hoofd der zwarten, »Dan is onze taak gedaan, »En daar mag, zou ik zoo denken, «Wel een goede flesch op staan En de zeven zwarten dronken En zij klonken met elkaar. Toen de hoofden vroolijk werden Was 't een vreeselijk misbaar. Ridder Ubbo spitst zijn ooren, En zijn knapen luist'ren mee. «Hemel," roept de fiere ridder, »'t Is 't veemgericht, o jé «Meester," zei de grijze Egbert, »'k Geloof, je hebt ze in de val; 'k Wil om een flesch 'pagne wedden «Dat er geen ontkomen zal." «Dan op weg," was 'tsnelle antwoord, En zij slopen door het woud Naar de plaats, waar jubelkreten Blijde klonken door het hout. 0, zij sprongen in de diepte Van het onderaardsche hol, Waar zij Koenraad zagen loopen Die zich draaide als een tol. Hij met al zijn kameraden Werden vast aaneen gesnoerd En gebonden naar het roofslot Van Heer Ubbo heengevoerd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1890 | | pagina 298