66
»Is die snuiter er geweest."
«Goed," hernam het hoofd der zwarten,
»Dan is onze taak gedaan,
»En daar mag, zou ik zoo denken,
«Wel een goede flesch op staan
En de zeven zwarten dronken
En zij klonken met elkaar.
Toen de hoofden vroolijk werden
Was 't een vreeselijk misbaar.
Ridder Ubbo spitst zijn ooren,
En zijn knapen luist'ren mee.
«Hemel," roept de fiere ridder,
»'t Is 't veemgericht, o jé
«Meester," zei de grijze Egbert,
»'k Geloof, je hebt ze in de val;
'k Wil om een flesch 'pagne wedden
«Dat er geen ontkomen zal."
«Dan op weg," was 'tsnelle antwoord,
En zij slopen door het woud
Naar de plaats, waar jubelkreten
Blijde klonken door het hout.
0, zij sprongen in de diepte
Van het onderaardsche hol,
Waar zij Koenraad zagen loopen
Die zich draaide als een tol.
Hij met al zijn kameraden
Werden vast aaneen gesnoerd
En gebonden naar het roofslot
Van Heer Ubbo heengevoerd.