82 Sakkerjudaar knapt mijn been een uiltje", fluisterde Dziet op eensop komische wijze de geliefkoosde uit drukkingen van twee zijner tentgenooten bezigende, het geen zijn buurman »Djan" ineen verdacht geproest deed uitbarstenwaarop van den Ct. een nijdig fluisterend «Sakkerju, zul jullie stil zijn daar", weerklonk, hetgeen in hooge mate de lachlust der heeren had gaande gemaaktindien op dit oogenblik niet een uit de duisternis voor hun oogen oprijzende gestalte adem loos prevelde, «waar is de Commandant." De geioepene verscheen, en onder een geheimzinnig ge- fluistei ontving deze de berichten die eene verkennings patrouille voor den Ct. afzond: »st. lui, ze komen direct." Ademlooze stilte volgde, ieder staarde «ahnungsvoll" in de duisternis. De spuiten werden geruischloos naar voren geschoven, en ieder, maar halt, niet ieder een was zoo vol dienstijver, want plotseling hoorde men te midden der grootste spanning een zacht gesnurk, hetgeen bij de eene helft der hinderlaag diepe ver ontwaardiging verwektede andere helft echter met groote hilariteit vervulde. Jan Hoop, aan zijne over- levei ing getrouwhad ook weer van deze gelegenheid gebruik gemaakt om vader Morpheus eens even een loer te «draaien", zooals hij dichterlijk verstrooid op merkte, na onzacht wakker te zijn gemaakt, welk ge zegde Djan grinnekend de opmerking ontlokte dat, «Jan Hoop weer een onbetaalbare gedraaid had. Diepe stilte heerschte wederom in het lage dennen- boschje. Dit duurde ongeveer een kwartier, gedurende welk men afwisselend hondengeblaf vernomen had. Einde lijk weerklonk heel in de verte een salvo.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1890 | | pagina 314