DE AMULET. ij stonden hand in hand te midden der bloei ende rozen en de zware takken der bruine kastanje bogen zich boven hun hoofd. In de bloeiende twijgen der hooge acacia's zongen de kleine vogels een schaterend lied van zaligheid en van liefde. Helder blanw welfde zich de hemel over de aarde en de lichte vederwolken zweefden op den zachten wind. Hij zag haar lang in de donkere oogen en waande zich ver, ver weg te zijn uit het leven, gelukkig in de zoete betoovering, die uitstraalde van haar. Toen boog hij het hoofd en kuste de blonde lokken weg die in golvende bochten slingerden om den blanken hals en nederhingen op het hooge voorhoofd. Ja, zij was een engel van het Goede, gelijk zij daar stond, die slanke gestalte in dat lichte morgen kleed, in den zonnigen morgen des levens. Een ge lukkige lach speelde om haar mondtoen zij opzag tot hem, dien zij lief had. Maar angstig werd de uitdrukking van dat donkere oog, toen zij de lange sabel zag, die aan zijne zijde hing, en vreesachtig als de gazelle deinsde zij terug bij het aanschouwen van de kleine revolver, waarmede hij speelde. -OOj^CK.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1890 | | pagina 317