87
Toen kwam de stormaanval, bajonet en sabel flik
kerden om strijd in het zonlicht, rook en stof drong
in de kelen, de aarde dreunde van den schok. Brul
lend klonk het hoerah van den aanval als een vreese-
lijke doodzang den verdediger in het oor. Duizend
gedachten spookten in die eene seconde den soldaten
door het hoofd, maar een enkele overheerschtede
zucht naar behoud en de hoop te blijven leven. Alles
drong terug in een wilde, ontzettende vlucht, woest
zwaaiden zij fde geweren boven het hoofd met de
kracht der wanhoop den vervolger afwerende. Eén
alleen bleef staanonwrikbaar als een steenen stand
beeld, onbuigzaam en ongevoelig voor de stooten en
de slagen. Om hem verzamelden zich de laatste sol
daten. Reusachtig was de tegenstand der helden, die
hun laffe wapenbroeders zagen vluchten en beseften
dat op hen de zware taak der handhaving van de eer
van vaandel en leger berustte.
Maar snel ontwikkelde zich uit den rook de vijan
delijke ruiterijde vlaggetjes der lansen wapperden
vroolijk voor den dichten drom der paarden. En de
ijzeren punten drongen diep in de borsten der dapperen.
Hij vielals een bliksemstraal den hoogen toren
sloeg het fonkelende zwaard van een officier hem ter
neder. Sidderend zagen zijne makkers dien val en
sidderend namen zij de vlucht. Over hen heen galop
peerde het zwarte paard van den forschgebouwden
ruiter, die hem den slag had toegebracht.
Zoet geurden de Ericas der heide en somber daalde
de nacht. Als een reus van staal lag hij terneder
uitgestrekt in zijne volle lengte, den brekenden blik