f
1
96ek 9ioo«sj^
6lC|llu het Zuiden't blakend Zuiden
Bloeit een roze heel alleen
Staart met wanhoop naar het Noorden,
Zweeft er met haar harte heen.
Spreidt zij geuren in het ronde,
Toont zij ook haar sierlijk kleed,
Toch spreekt uit die moede twijgjes,
Ileim'lijk en verteerend leed.
Zal de ster der hoop nooit rijzen
Voor de bloeme, die verkwijnt?
Zal geen blos heur smart verdrijven,
Eer de nacht voor haar verkwijnt?
In het Noorden't kille Noorden
Bloeit een eik met forsche leên
Staart met weemoed naar het Zuiden
Zweeft er met zijn ziele heen.