t t» 101 «Ha, ha!" lachte hij Toen hij weer tot bezinning kwamwas het reeds lang dag geworden en verwonderde hij zich in een vreemd bed op een vreemde kamer te liggen. Juist bracht hij de hand aan zijn brandend voorhoofd om de akelige droomen van dien nacht weg te vagen en zijne gedachten tot de werkelijkheid terug te roepen, toen een hevig bonzen op de deur hem opschrikte. Op hetzelfde oogenblik trad de persoondie het ge weld maakte, binnen. Het was Willem Vrijhorst. »Zoo, Karei, ben je al wakker?" vroeg hij, »nu je verstaat de kunst van lang slapen. Mijn bed is je zeker wel bevallen en wat zeg je wel van de kamer? Is ze niet netjes en smaakvol? Net zoo'n gezelligen rommel, als ik op de Academie altijd gewoon was. Maar nu zou ik er maar uitkomenje zult wel naar wat versche lucht verlangen. Daar ligt wel een handdoek en om je toilet te maken kun je je van mijn kapmeubels bedienen. Apropos, voordat ik het ver geet, vindt je niet goed, dat ik je van nacht hier heb laten logeeren Je ouwelui zullen wel niet geweten hebben waar je bleef, maar Jawel, laat dat gerust aan mij over," antwoordde Karei. Nu, goed, maar laat ik je niet langer ophouden, ik wacht beneden op je met het ontbijt. «Bonjour!" «Bonjour!" «Wat een luchthartige kerel!" zuchtte Karei, «hij wil geen ernst kennen, voordat hij volop van het leven genoten heeft, en toch. is zoo iemand wel te benijden?"

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1890 | | pagina 333