105
bruischte daar binnen en nu eerst voelde hij zich
diep, diep ongelukkig. Een traan rolde bij de laatste
toon over zijne wangen.
«Bravo, bravo, ik geloof, dat ik een genie in je
ontdek, heb je ooit van je leven, als ik dat vroeger
geweten had
Karei sprong van zijn stoel op, een hoogrood kleurde
zijn gelaat. «Kapitein!" meer kon hij niet uitbrengen
daarvoor was hij te zeer verrast.
«Kom, laat je niet storen door zoo'n indringer als ik
ben; ik maak hierover mijne excuses, maar je weet,
ik ben hartstochtelijk op muziekdie heerlijke melodie
was mij te machtig, om daar als een Lazarus in de
voorgalerij te blijven staan." Met een gebaar, alsof
hij het warm had, wreef de kapitein met een zakdoek
over zijn rond en vol gezicht, waar trouw en open
hartigheid op te lezen stond.
«Als er één excuses moet vragen, kapitein," begon
Karei, «dan ben ik het, ik, die niet eens iemand
behoorlijk weet te ontvangen. Daar staat mijn ge-
heele bezitting, een stoel, een tafel, een lamp
maar wat gaf ik ook om huiselijk geluk, zocht ik
niet altijd mijn heil te midden van feest- en drink
gelag?" Zijn stem beefde bij deze laatste woorden.
«Karei!" zeide de kapitein, terwijl hij minder luid
ruchtig sprak, «ik geloof, dat ik ongelegen kom, je
bent in een stemming, waarin je misschien niet op mijn
gezelschap gesteld bent. Wat en wie hier de aan
leiding van is, weet ik niet, maar ik heb het meer
in de laatste maanden van je gemerkt, dat je niet
meer de oude ben van vroeger. Ligt je soms iets op