J 106 liet hart, dat je niet wil vertellen aan je kameraden, is er geen eendie je tot je vertrouwde wil maken Komjongenmag je kapitein het niet wetenik ben wel niet teergevoelig, maar wat hieronder klopt, waar achtig, dat is een trouw soldatenhart." Dezelfde gedadhtendie Karei zoo even in het bij zijn van zijn kapitein had willen onderdrukken, be stormden hem weer. «Kameraden?" een huivering ging hem door de leden, misschien vierden ze weer bot; hij hoorde hen in zijne verbeelding lachen en tieren. Had hij maar één vriend gehadéén makkeraan wien hij alles had kunnen zeggendan was hij niet zoover gegaandan had hij zich nooit behoeven te rekenen onder die verachtelijken. Een oogenblik kwam het denkbeeld bij hem op, aan den man, die voor hem stond, zijn gemoed uit te storten maar even spoedig verwierp hij het. «Neen duizendmaal neen, alleen moest hij zijn ongeluk kennen alleen de ellende verdragenwaarin hij zich zelf ge worpen had"! «Ik kan het niet, laat mij alleen, kapitein!" ant woordde hij met halfverstikte stem. Nog enkele secon den verliepen en de eenzame stilte van eenige oogen- blikken te voren omgaf hem weer. Maar zijn gemoed kende geen rusthet bruischte en woelde daar binnen steeds onstuimiger en pijnlijker. Beide handen sloeg hij voor zijn brandende oogleden om het beeld van zijn vroeger tehuis, dat weer voor zijn geest zweefde, te verdrijvenhij kon niet. Hartstochtelijk barstte hij in snikken uit: «0, God, moest dit de straf zijn voor mijn onrecht?" r

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1890 | | pagina 338