f- CXLY1I Bij Kon. Besluit van 1 Januari 1888 werd Gaade eervol vermeld, en 22 Mei daaraanvolgend voor' de tweede maal. Zoo was dus zijn naam reeds bij het geheele Indische leger bekend, toen de woelingen in het landschap Edi het noodig maakten eene expeditie naar deze streek te zenden. Ook hij, inmiddels tot lsten Luitenant bevorderd, bevond zich bij de troepen, die zich hiertoe den 4den Mei 1889 te Kotta-Radja inscheepten. Den 8sten Mei rukte men opnieuw tegen den vijand op; Gaade commandeerde het voorste peloton van de voorste compagnie. Plotseling werd deze afdeeling door een 200-tal Atjehers van uit een hinderlaag overvallen. Wel doodden drie salvo's een 40-tal der aanstormenden doch zij drongen verder op de sectie van Gaade in. Kalm klonk toen zijn «Attaqueeren," doch vergeefs, een paniek maakte zich van de soldaten meester en alles vluchtte in wilde vaart. Alleen kapitein Mollin- ger, korporaal Schordell en een 5-tal soldaten bleven met Gaade staan. Op deze weinigen stortte zich nu de drom van vijandenen een wanhopig gevecht begon. Atjeher na Atjeher werd neergesabeld, maar lang toch zou die strijd niet kunnen duren. Gaade verloor zijn kalmte niet. Met den hem eigen moed streed hij echter meer voor zijn makkers, dan voor zijn eigen levenen zoo weerde hij dan ook een klewanghouw af, die anders zijn kapitein doodelijk zou getroffen hebben. Doch uit wonden aan alle zijden bloedend, kon Gaade zich moeilijk meer staande houdentoen hij door een ouden hadji werd aangegrepen. Een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1891 | | pagina 151