«Dat zal wel schikken, kerel."
We zien daarop het tweetal de zaal verlatenvan
welke gelegenheid de student gebruik maakt om de
kennissen zijner zuster, vooral de kennisjes, diep te
groeten.
Na een half uurtje zien we de jongelui weêr bij
hun oom plaats nemen en kort daarop vertrekken
oom en nichtje, terwijl de neef nog tot het laatst
bleef met een paar vrienden.
Oom en nichtje spraken niet zeer veel onderweg.
Beiden hielden zichnaar 't scheenin een hoekje van
het rijtuig gedoken, met hun eigen gedachten bezig.
Plotseling begon echter de oude krijger:
Nelly, zeg me nu eens oprecht, wat er van avond
aan haperde? Al trachtte je het mij te verbergen,
mijne oude oogen zien goed, waar het mijne Nelly
geldt. Heb je verdriet, kind?"
«Neen oom heusch niet."
«Je weet in welke verhouding je tot mij staat en
ook dat ik heel veel van jelui beiden houd. Je ver
trouwt me anders alles toe, mag ik dit dan niet
weten
Nelly zweegeindelijk antwoordde zij
«Later, later oom, nu mag is nog niets zeggen."
De duisternis verborg een glimlach op het gelaat
van den ouden heer; Nelly zag ook niet, dat zich
plotseling zijn voorhoofd fronste en een doordringende
blik op haar gevestigd werd; wellicht zou de blos
op hare wangen daardoor nog verhoogd zijn.
De oude heer verviel weêr in zijn gepeins. Hij keek
zwijgend uit het portier en scheen veel bezienswaar
digs aan de straatkeien te vinden.
c