L J 10 «Neenj kleine, ik kom je wat vertellen en ook wat vragen." Het gelaat nam een ernstige plooi aan. Herinner je nog ons gesprek van heden avond, en weet ge, dat je album nog op tafel ligt, Ik zie nog scherp, vindt ge niet?" De oude heer nam het album met gedwongen ernst op, bladerde het door en deed alsof hij de angstige blikken, waarmee het meisje zijne bewegingen volgde, niet opmerkte. «He, wie is deze sinjeur, Nelly?" vroeg hij plot seling op Frits' beeltenis wijzend. Nelly bloosde en sloeg verlegen de oogen neder voor den vorschendenmaar lachenden blik van haar voogd. «Dat iseen vriend van Eddy, Oom," klonk het bijna fluisterend uitgesproken antwoord. Een hartelijke lach weergalmde door de kamer en het meisjeskopje verdween aan de breede borst van den oud-strijder. «Kom, kom, kleine, biecht nu maar eerlijk op, of neenga daar zitten en laat mij je vertellendat ge een ondeugend geheimzinnig wezen zijt, Juffrouw Nelly, om zoo maar buiten de heele wereld om eene verloving aan te gaan. «Ed wist het, Oom," was het bedeesde antwoord. Nog was de blos niet verdwenen. «Zoo wist die ervan? Enfin, hem kon je vertrouwen Nelly en mij natuurlijk niet. Ik moet je straffen en ik beloof je, de straf zal geducht zijnje gaat mijn huis uit. Ik laat je nog drie maanden tijd en dan moet je naar Indië." «Maar Oom." Nelly's trekken drukten de grootste ontsteltenis uit. r

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1891 | | pagina 168