e zon gaat open helder schijnt
Zij over veld en beemden;
Het donker van den nacht verdwijnt,
Aurora laat zich melden.
En jublend stijgt de leeuw'rik op
Tot in de hoogste sfeeren;
Hoe vroolijk klinkt uit hoogen top
Zijn lieflijk kwinkeleeren.
Doch ginds in 't scheemrend morgenuur
Krom over 't werk gebogen
Zit Neêrlands hoop, met zuur gezicht
En slaapbevangen oogen.
Flauw brandt het gas, benauwde lucht
Blijft daar hun werk omgeven,
Zoo zit men daar, en vost en zucht,
Dat is examenleven.
Feco.
2^J5S&—JL_.