t J 35 halve verborgen in het hooge graslagmet het aan gezicht naar boven gekeerd, het lichaam van zijn luitenant. De maan wierp hare zilveren stralen op dat jeugdige gelaat, waarop de dood reeds zijn teeken had gezet. Een diepe klewangwonde gaapte aan zijn hals, en het edele bloed had het hooge gras, met een donkerrood geverfd. Zij namen hem op en droegen hem zwijgend naar den post terug. Daar lag hijuitgestrekt op eene brits, in afwachting van den dood. Diep bewogen staarden de soldaten op hun chef neder. Menigeen kon een traan niet bedwingen bij het aanschouwen van het einde van een jong leven dat zooveel goedszooveel edels voor de toekomst beloofd had, en dat door een enkelen slag voor altijd was afgesneden. Onbeweeglijk stil lag hijslechts nu en dan kwam er een zucht van zijne lippen en zijne oogen schenen iets te zoeken dat ver, ver weg was. Eindelijk vestigden zij zich op den sergeant, met zooveel uitdrukking, zooveel stomme welsprekendheid, dat deze onmiddellijk begreepdat den stervende iets op 't hart lag. Hij boog zich over Van Bregel heen en zijn oor dicht bij diens lippen brengende, vernam hij fluisterend als een ademtocht de woorden brief, tunica". De brief werd onmiddellijk gevonden Willem nam hem in zijne bevende vingers en wierp een langen blik op het couvert. Ja, dat was haar hand die woorden had zij geschrevenvol liefdevol hoop voor

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1891 | | pagina 193