38
Het was diep in den nacht, toen Henri van Bregel
de kamer van een zijner vrienden verliet en naar huis
wandelde. Sinds zijn laatsten val was het hem on
mogelijk geweesternstige pogingen tot verbetering
aan te wenden. Hij had zelfs den moed niet gehad,
zijn broeder eigenhandig alles te schrijvenmaar had
deze zware taak, zooals wij weten, aan zijne moeder
overgelaten. Zijne studies had hij aanvankelijk willen
opgevenmaar aan het smeeken zijner moeder had hij
geen weerstand kunnen biedenen zoo was hij aan
de academie gebleven. Nog een paar maanden, en
hij hoopte dokter te zijn.
Maar hij ging gebukt onder zijne schande.
lloe slecht hij ook gehandeld mocht hebben tegen
over zijn broeder, eergevoel had hij nog genoeg om
in te zienhoe diep hij gezonken wasom zich over
zijn gedrag te schamen. Maar juist deze schaamte
dreef hem uit het huis, waar hij zijne moeder tot
steun had moeten zijn juist dit besef van schuld
deed hem hoewel vergeefs trachten door een
losbandig leven zijne zorgen te vergeten.
Luid weerklinken zijne onvaste schreden door de
uitgestorven straten. Bij zijn huis aangekomen, is hij
verwonderd door de halfgesloten blinden nog het schijnsel
eener lamp te zien. Zijne moeder was dus nog op,
en alzoo wacht hem weder een dier lange boetpredicaties,
waarmede zij hem zoo dikwijls lastig viel. Maar hij
was reeds genoeg gestraft voor zijn lichtzinnigheid, hij
wilde van nacht geen verwijt hoorenHij was immers
geen kind meer!
Dit waren de gedachten welke hem bezielden, toen