46 Gij verzet u tegen de discipline, die u niet aanstaat, zij is te prozaïsch. Maar toch eischt gij haar later van uwe minderen, en gij denkt dan nog weer aan dat prettigeaan gename korps, waar de discipline zoo goed was, waar minderen en meerderen samenwerkten. Gij werpt de Poëzie wegomdat gij haar niet wilt begrijpen; gij zocht het Proza op en gij zijt teleur gesteld en ontevreden. Geniet uwe schoone dagen en maak ze u niet onaangenaam. XXX. r BHgffi

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1891 | | pagina 204