t haar hoegenaamd geen moeite die hulde te beant woorden, maar daarbij bleef het ook; nooit hadden haar gedachten zich langer dan eenige oogenblikken bij één persoon bepaald, en de menschen waren voor haar dan ook niets anders dan een soort van levende marionetten. De koelheid, waarmeê Amélie^ over Karei sprak, viel haar ouders dan ook volstrekt niet opintegendeel zij waren dat van haar gewoon. Evenals altijd was zij vriendelijk en voorkomend geweest tegen hun gast, en meer eischten zij niet van haar. Neen! zij eischten niets van haar, niets dan dat zij steeds vatbaar zou blijven voor de liefde waarmede zij haar overlaadden. De gehechtheid aan haar ouders was haar eenige sterk sprekende karaktertrekbepaalde neigingen toonde zij niet, en zoo zij ze had, waren ze verstikt onder de eenvormigheid van alledaagsche indrukken. Zij hield van muziek en lectuur, maar slechts als gevolg van een zorgvuldig aangekweekt dilettantismeen verveling en enthousiasme waren haar beide even vreemd. Zij vond Karei van der Hoeven «charmant", en daarmee was alles gezegd. Brandend heet was de dag geweest, en vermoeiend de marsch, maar daarop was de avond gevolgd met verfrisschende koelte; en Van der Hoeven genoot nu een welverdiende rust, terwijl men buiten thee dronk. Donker werd reeds de heide, en donker het dennen bosch op den achtergrond, maar helder nog welfde HgS»

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1891 | | pagina 212