^an.
ware ik rijk, dan reisde ik henen,
En trok de gansche wereld rond;
Ik zocht de fijnste edelsteenen
En bracht u alles, wat ik vond.
Tot in de onbekendste landen
Drong 'k voor die kostbaarheden door
En lei ze in uw lieve handen,
Licht schonkt gij m' er een glimlach voor.
Of waar 'k met dichtervuur bevangen
Dan steeg ik op mijn Pegasus
En zond u mijne schoonste zangen,
Ter wille van een enklen kus.
Vol geestdrift greep ik in de snaren
Een «Buch der Lieder" kwam gereed
Och dat die maar wat anders waren
Dan vaerzen van een prulpoëet!
Adrivir.