78
duidelijk uit hunne oogen. Daar waarschuwt de
kapitein, dat men het schip verlaten moet, nog één
omhelzingéén laatste handdruk en de Hollandsche
officier snelt de valreep af en verdwijnt in de samen
gestroomde volksmassa.
Zeven jaren zijn verloopen.
In de groote zaal van de Witte" zit een 4 ste lui
tenant der Grenadiers de Rotterdammer te lezen. We
herkennen hem dadelijk als den pas aangestelden officier
bij het afscheid te IJmuiden. Plotseling wordt hij
doodsbleekde courant ontvalt aan zijn bevende vingers
en terwijl de morgenbezoekers hem bezorgd aanzien
mompelt hij: »Ik zal je wreken, arme kerel, je
wreken, of vallen als gij!"
Weder vlood een jaar heen, onze luitenant had
detacheering naar de Oost aangevraagd en verkregen,
en we ontmoeten hem thans in 't onherbergzame Atjeh.
Reeds bij eenige gevechten met den vijand streed H.
met ontembaren moed, en algemeen was het bekend,
dat hij uit Nederland gekomen was om den door de
Atjehers zoo gruwelijk vermoorden luitenant N. te
wreken. Het toeval wil, dat we in dezelfde streek
zijn, waar die noodlottige gebeurtenis plaats had en
H. zal nu strijden tegen de moordenaars zelf. Hij is
commandant van den voortroep. Behoedzaam marcheert
de kleine afdeeling voorwaarts, want de vijand is
arglistig en vlug. Een schot knalt bij de spits, de
vijand is gezien »le bal va commencer!"
Met den looppas gaat 't nu vooruitom in een
voorwaarts gelegen ravijn stelling te nemen.
r