84 Welk ander land zag ooit een' Zwijger aan 'troer? Den edelsten telg uit 't geslacht Dat voor onze vrijheid, zoo schand'lijk vertrapt, Zooveel heeft ten offer gebracht? Waar vindt men een tweeden de Ruyter terug, Die nimmer zijn' vijand vermeed, Die, waar hij zich toonde, de zege bevocht En Londen zelfs sidderen deed? En zijn dan de kind'ren van 't roemrijkst geslacht, Niet meer naar hun' vaad'ren geaard? Zou 't waarheid zijn, is dan het Neêrlandsche volk Dien eernaam Bataven niet waard? Goddank! dat is leugen; al vormen wij niet Dien machtigen staat van weleer, Wij minnen de vrijheid, zoo duur eens gekocht, En houden Oranje in eer. Nog zijn wij het oude roemzuchtige volk, Bekend om zijn vrijheid, zijn trouw. Steeds zullen wij handelen naar ons devies: »Ik handhaaf mijn Rood, Wit en Blauw." En komt ooit een vijand op Nederland af, Bedreigt het met schande en hoon, Wij zien naar de laatste Oranje-telg op En scharen ons vast om haar troon.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1891 | | pagina 252