f CXLIV Vier Juni was weer een van die noodlottige dagen uit de geschiedenis van het oude Gebouw, waarop een kameraad wTerd weggerukt uit het midden van het Korps dat 't bevolkt. Zondag den 7den Juni stelde zich de treurige stoet op, die de laatste eer zou be wijzen aan den Cadet Haanebeek. Ook ditmaal maakten de militaire honneurs een diepen indruk op alle aan wezigen en toen het laatste dreunend salvo de lucht deed trillen als laatste groet van 't woelig leven daar boven aan den kalmen dood, die daar beneden heerschte in de groeve, toen volgde een oogenblik van stilte, waarin door menig mond onhoorbaar werd gestameld; »Rust zacht." Op den morgen van 15 Juni waren de examens van het 3de en 4de jaar al weer achter den rug, en misschien voor 't oogenblik ook wel vergeten. Natuurlijk, het kamp te Teteringen wachtte dien morgen zijn tijdelijke bewoners, die met muziek aan 't hoofd reeds onderweg waren, niets anders wenschend dan: »mooi weer." Het 1ste en 2de jaar bleef achter, alleen, zuchtend en mopperend tegen 25 Juni, den dreigenden dag, die zich daardoor echter niet liet afschrikken, maar steeds meer naderde met noodlottige koelbloedig heid en spoed. Voor het echter nog zoo ver was, had de Artillerie het kamp van Teteringen, reeds tegen dat van Oldenbroek verwisseldwelk laatste zij betrokken op 23 Juni, 9 Juli gevolgd door het 4de jaar Genie. En de tijd ging inmiddels voorbijde examens met hun ellende, de kamptijd met zijn familie avonden waarvan enkelen niet onder behoefden te

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1892 | | pagina 150