J 13 bleek bij de geopende groeve in hoe groote mate Haanebeek zich kon verheugen in de liefde zijner bloedverwantenhoezeer hij ten volle aanspraak kon maken op de achting zijner kameraden. Weer doemt die Zondag-morgen voor mijn geest op, weer denk ik mij verplaatst naar het kerkhof te Prin- senhage, en nogmaals doorleef ik die droevige oogen- blikken. Een enkele zonnestraal breekt door het dichte gebladerte van de statige olmendie het graf overschaduwenhelder weerspiegelt zich het licht in de oogen der aanwezigenwaarvan velen een traan niet kunnen weerhouden; zacht daalt het neer op de bloemen, die het graf overdekken als laatste hulde aan den jeugdigen doode. En dieper dringt die straal door, in de groeve, in het hart van hemdie daar ligten openbaart hem een nieuw, een schooner leven in de nagedachtenis van hen, die hem liefhadden De honneurs worden bewezen en de plechtigheid loopt ten einde, het laatste saluut weerklinkt, de afscheidsgroet van het Cadettenkorps aan zijn gestorven kameraad. «Vaarwel dan, Haanebeek! rust in vrede" »het gouden lentelicht, dat van den hemel straalt, vormt zich tot eene gevleugelde gedaante, die het graf om zweeft van allen, die in hun leven liefhadden en liefde wisten te verwervendie menschen voor altijd ver- eenigde, hun het scheiden zoo moeielijk maakt, die al wat schoon en edel, wat heilig is op aarde, bezielt: de geest der liefde." r

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1892 | | pagina 167