23
Niemand kon er zich op beroemen, hem ooit fanatiek
gezien te hebben; altijd was hij even afgemeten en
Jeftig stijf als de portretten onzer amusementzaal.
Halm behoorde tot dat soort van lui, die hun dictaten
altijd keurig bijhouden, maar ze uit vrees voor onge
lukken niet dan met een zuur gezicht uitleenen, en
genoot niet zonder reden de eer van als een cijferwolf
bekend te staan. Hij stond met reveille op, poetste
driemaal daags zijne knoopen, kende de straflijst niet
anders dan bij naamen studeerde met dezelfde
ambitie zijn landmetenals waarmede hij in 't kamp
een velddienst medemaakte. Zijn aanstaand officiers-
schap beschouwde hij uit hetzelfde oogpunt, als waaruit
een kantoorklerk zijn baantje beziet, enfin, lieve lezer,
als gij zelve cadet zijt, hebt gij den blik maar in uw
naaste omgeving te slaanom zulk een knurf te vinden.
Dit heerschap nu was de eerste, dien Keste tegen
't lijf lieptoen hij het strand betrad. Halm was toch
eindelijk maar blij iemand gevonden te hebbenen hij
besloot dan ook, den armen Willem niet los te laten.
Hij enterde hem op de meest hartelijke wijze.
»Zoo", was de niet erg vriendelijke groet van Keste,
terwijl hij vrij koel de hem toegestoken hand aannam,
jij ook aan 't strand?"
»0ch ja," was het antwoord, «waar zou je anders
zoo'n langen middag heengaan?"
«Blijf je hier nog lang?" Willem koesterde een
flauwe hoopdat de ander hem niet al te lang zou
vervelen.
«Wat anders? In de stad is het even saai.'
Ten einde raad, gaf Willem voor een zeebad te