24
gaan nemen, denkende, zich aldus van het onge-
wenschte gezelschap te ontslaanmaar tot zijn' schrik
toonde Halm zich onmiddellijk bereidhem hierbij te
vergezellen. Willem zuchtte in stilte, maar hij zat er
nu eenmaal aan vast.
Gedurende hun' opmarsch naar de badkoetsen ont
haalde Halm Keste op een hoogst interessant gesprek
over het afgeloopen examen, over de nieuwe sergeants,
over het zwijnvermogen van A, die zich zonder vakken
overgespierd had, en het vervelende van Keste's her
examen zoodat onze arme vriend blij wastoen hij
een poosje later, ontdaan van eiken wereldschen op
schik, in de spelende golven stond.
Er waren dien middag een groot aantal baders,
zoodat Willem's aandacht niet viel op een stevig ge
bouwd heer, wiens geheele uiterlijk den Indischen
oud-gast verried. De heer Van Mohren, want deze
was de persoon in quaestiemerkte echter onzen
vriend dadelijk op.
«Hé Keste, ook al in het water?" De aange
sprokene keek verrast op en herkende met eene
gemengde gewaarwording van verwondering en schrik
den vader zijner schoone.
«Om u te dienen, Majoor. Neem me niet kwalijk,
dat ik niet dadelijk mijne opwachting bij U gemaakt
heb; ik had U bepaald nog niet gezien."
«Dat kan ik me voorstellen, 'tis hier nog al niet
gemakkelijk iemand dadelijk te herkennen."
Een benauwende gedachte kwam bij Willem op.
Had de majoor hem misschien reeds in de verte zien
aankomen en bespeurd, dat hij in «postiek" was?