f
J
25
Hij wist maar al te goeddat de oude heer hem
dit uiterst kwalijk zou nemen; als oud-militair be
schouwde hij zulk eene overtreding der dienstvoor
schriften als onvergeeflijk. Zijn zoon Jan had, zoolang
hij cadet was, geen stuk anti-militairs gedragen.
«Flauwiteiten", was de majoor gewoon tot zijn jongen
te zeggen, wanneer deze hem met dit chapitre aan
boord kwam, «niets dan kinderachtige flauwiteiten,
loen je nog op school ging, vond je niets ter wereld,
dat met eene uniform in vergelijking kon komen. Nu
heb je je zin en het kind is weer ontevreden en
verlangt naar zijne oude kleeren terug."
«Ja maar, pa, je bent in uniform zoo onvrij en
moet steeds links en rechts kijken of er geen meerdere
aankomt.
«Malligheid. Ik weet wel waar dat vrije in bestaat.
Je uniform is het beste middel om je van kwajongens
streken terug te houden."
«Ik doe geen kwajongensstreken meer
«Houd je mond. Je draagt je uniform en met eere.
Het kan mij niet schelen of Jan, Piet of Klaas in
burgerkleeren rondloopt, maar van jou verkies ik zoo
iets niet te zien. En daarmee uit!"
En daarmee was het ook uit en kon Jan het dispuut
wel sluiten. Willem kwam dit natuurlijk haarfijn te
weten, als deze, zuchtende over de onverbiddelijkheid
van papa, zijn hart bij hem kwam uitstorten. Van
daar dus, dat Willem zich niets op zijn gemak bevond.
Zag de majoor zijne verboden tenue, dan was hij voor
eens en voor goed uit de gratie.
Maar de gevreesde krijger had niets gezien en
SS.