28
Maar dat was van minder belang.
Met een kloppend hart wandelde hij aan de zijde
van den majoor het strand op. Op het terras onder
scheidde hij iemand, die zich met haastige schreden
naar het station spoedde, en was hij in de gelegenheid
zijn eigen postiek te bewonderen. Het was Halm
de ongelukkige durfde zich niet in de verboden tenue
vertoonen en keerde huiswaarts.
«Ziezoo, dat heeft mij opgeknapt," zei de majoor,
in den schoot zijner familie teruggekeerd, «en ik heb
nog een gevangene gemaakt ook," waarmede hij Iveste
op den voorgrond bracht. Willem maakte eene aller
beleefdste buiging voor de familie.
Mevrouw was eene welgedane Indische, zeer vrien
delijk en zeer spraakzaam. En Lonnie zij had Willem
nog nooit zoo betooverend toegeschenen, als toen zij
hem nu haar lief handje reikte. Maar welke gevoelens
ook in zijn binnenste woeddenhij bleef uiterlijk staal.
Jan, Lonnie's eenige broeder, was een beste jongen,
maar een driftkop zonder weerga, iemand die gewoon
was een geschil, dat hij niet langs den minnelijken
weg kon afdoen (want veel speechtalent had hij niet)
al heel gauw met zijne vuisten te beslechteneen zeer
gemakkelijke manier om het pleit te winnenzonder
gelijk te hebben.
Willem gevoelde zich weldra geheel thuis en legde
eene bijzondere welsprekendheid aan den dag. De
majoor beweerde maar uiterst zelden iets, Jan lag
languit in 't zand en verwenschte in zijn hart den