48
Neenpapa en mama waren visites gaan maken en
Lonnie was naar een vriendin.
«Zeg Jan, er ligt mij iets op 'thart, ik kan
toch op je rekenen
«Wel ja, natuurlijk kerel, zeg maar op."
Toen overhandigde Willem hem Lonnie's brief, met
een uitleg der bijkomende omstandigheden.
Of Jan er soms iets van begreep? Als broeder kon
hij beter op de hoogte van den toestand zijn. Voor hem
was het een raadsel.
Maar Jan moest hem teleurstellen. Ook hij snorde
er niets van. Zijne zuster deed den geheelen dag al
zoo zonderling, hij had het al hevig met haar aan den
stok gehad over een collega je raadt nooit wien.
Willem werd jaloersch. «Wie dan vroeg hij
haastig.
«Over Halm," zei Jan, en hij lachte spottend.
«Halm? Hoe drommel kent zij dien?"
«Weet ik het? En het mooiste van de zaak is,
dat ze pertinent ontkent, iets van den kerel af te
weten. En nu vraag ik je, of het geen nonsens is,
zoo iets vol te honden, terwijl dat akelige creatuur in
'tbezit is van haar portret?"
«Misschien heeft hij het van een ander."
«Neen, neen dat kan niet. Ik weet precies aan
wie Lonnie haar laatste portretten gegeven heeft, en
die zullen zoo iets niet weggeven. Hij moet het wel
van haar ontvangen hebben."
Halm had dus haar portretdat voorwerpwaar
naar Willem zoo lang had verlangd. Halm was ergo
gelukkiger dan hijverheugde zich in de gunst van