J1
53
kwartier daar kwam ze, Goddank, weer naar
buiten en werd de marsch met veiligheidsmaatregelen
voortgezet.
Zij nam haar weg langs stille straten. Nagenoeg
geen enkel menschelijk wezen was er behalve ons
tweetal te zien. Halm begon nu gaandeweg den
onderlingen afstand te verkleinen, tot zijn schrik be
merkende dat hij, naarmate hij naderde, zijn moed
steeds meer voelde zinken.
Daar wendde Lonnie het hoofd om. De voetstap
achter haar had haar oor getroffen. Omziende, zag
zij Halm vlak in de oogen en deze zag haar aan met
zulk een veelbeteekenenden blik, dat ze eene onaan
gename ontmoeting vreesde, en hare schreden steeds
meer verhaastte.
Maar Halm was haar reeds ter zijde. En haastig,
als vreesde hij dat de noodige kracht hem anders zou
ontbrekenzeide hij
«Het moet U verwonderen, mejuffrouw, dat ik U
zoo brutaal op den voet volg."
Geen antwoord Lonnie zag hem verschrikt aan
en bleef met snelle schreden doorstappen.
«Ik zou dan ook zoo onbeschaamd niet zijn," ging
Halm voort, «wanneer ik niet zeer noodzakelijk juffrouw
Van Mohren moest spreken en eene andere gelegen
heid deed zich bij mij tot hiertoe niet voor, vergun
mij echter voor alles mijzelven voor te stellen
mijn naam is Halm."
Halm! Dat was geen onbekende voor Lonnie. Dat
was dan die persoonvan wien Jan gesproken had
de aanleidende oorzaak van den huiselijken strijd.
r