60
en daalden langzaam de treden af naar het rijtuig.
Een korte poos liet de jonge vrouw het oog nieuws
gierig op den neergebogen droomer rustendie
nauwelijks haar aanwezigheid bemerkte; toen voerden
de ongeduldig trappelende paarden het gezelschap weg.
De personen in het rijtuig zagen nog even om, op
Giotti opmerkzaam gemaakt; deze staarde hen na,
hoorde hen lachen in de verte; toen verdwenen ze
om den hoek van het plein.
Rome lag blakerend in den zonneschijnhet steen
en het marmer werden gloeiend en kaatsten de stralen
in velerlei kleuren terug.
Het was middag en eenzaam in de brandende straten.
Met luchtigen tred, een korf vol bloemen aan den
arm, snelde Célia de treden naar het paleis op; de
geur der takken en bloesems verspreidde zich rondom.
Reeds was Célia den wederom in gedachten verzonken
Giotti voorbij wien een uit den korf hangende tak
heliotrope de wang beroerde toen zij stilstondden
droomer bemerkend. Deze had bij den welriekenden
groet het hoofd opgeheven en zijn blikken ontmoetten
de donkere oogen van het meisje, dat nieuwsgierig op
hem neerzag. Hij sloeg de lange wimpers neer.
Zeg mij, wie zijt ge?" klonk de welluidende stem
boven hem, «hoe zit ge hier steeds zoo eenzaam en
peinzend?"
Verwondering sprak uit Giotti's oogentoen hij
wederom opzag; nauwelijks kon hij 'tgelooven, dat
II.