t
65
toewijding, naar vriendschap, al is 'took nog zoo
weinig. Eén sprankje vriendschap maar, om mijn
arm, leeg hart voor een oogenblik te vervroolijken
Ik zoek, maar zal ik ooit vinden?"
Giotti zweeg. De fontein klaterde; overigens was
alles stil, doodstil. Gélia's gelaat stond ernstig. Het
verhaal was dus uit. Ja, dat was treurig. Ze wist
eigenlijk niet, wat te zeggen. Haar nieuwsgierigheid
was voorbijde lust om te weten wat achter die
zwaarmoedige trekken verscholen lag, voldaan.
Dit was dus alles, dit het geheele geheim van den
sympathieken droomer Haar verwachting van een
ingewikkeld, romantisch relaas was dan te hoog ge
spannen geweest.
Ze stond op. «Mijn tijd is om, ik moet heen. Wel
licht zie ik u spoedig nog eens." En ze snelde heen,
bij zichzelf lachend, dat zij zich daar zoo onverwacht
de vertrouwelinge gezien had van de innigste gevoelens
van iemand, dïen ze driemaal ontmoet had.
Ze plukte een paar bloemen, stak zich die in het
haar en ging zingend verder, de marmeren trappen
van het paleis op.
Giotti, nog onder den cypres gezeten, staarde haar
na. Hoe zonderling, dat zij opeens verdwenen was!
Ja, ook zij zou hem wel niet kunnen geven, wat hij
zoo lang zocht. Hij schaamde zich bijna over zijn
gedachten en lachte er om, luid en bitter. Een vreemde
vrouw, ouder dan hij en bovendien uit een stand,
IV.
5