t
j
67
de lelie op de wang tikte, hij voelde het gloeien
daarvan en zijn boezem klopte wild. In zijn smachten,
zijn oneindig verlangen naar liefde, klemde hij zich
aan 'elk sprankje van vriendschap, van belangstelling
vast, als ware dit zijn laatste redmiddel.
De gondel gleed voorbij en de eenzame wandelaar
vervolgde zijn weg langs den oever, het hoofd gebogen
op de borst, alléén met zijn verlangens, zijn begeerte
naar liefde, naar steun.
Het paleis der Borghieri was geslotenalle gordijnen
neergelatenalle deuren gegrendeld. Giotti wist
waarheen de bewoners zich begeven haddeneen klein
papierrolletje, dat hem, behendig geworpen, in den
schoot viel, noemde Tusca, aan zee, als wijkplaats
tegen de verzengende zomerwarmte. Toen Giotti het
papier las, was het hem zonderling te moede: zij zou
dit niet gedaan hebben, wanneer hij haar geheel on
verschillig wasmoest dit beteekenendat hij haar
volgen zou? Geen oogenblik denkend, dat wellicht
dezelfde gril, die de schrijfster van het briefje naar
zijn geschiedenis had doen vragenook hier in het
spel wasverliet hij Romesnelde voortde geheele
reis naar Tusca te voet makend, uitgeput en hongerig
bij aankomst.
De zee lag bruisend en schuimend aan zijn voeten;
als een koepelgewelf spande de hemel er zich boven uit.
Giotti wandelde langs het strand, meer en meer
zich van de wemelende menigte verwijderend, tot hij
de Michaëlrots genaderd was. De vloed kwam op
V.