J 68 onstuimiger dan anders, en in de nauwe holte tusschen de rots en het strand kookte en donderde het. Plotseling stond Giotti stil, en het was hem of zijn hart op eens opgehouden had te kloppen. Op de rots stond Célia, die bij eb de steenmassa beklommen en niet bemerkt had hoe de snel opkomende vloed haar van het land scheidde. Nuterug willende gaanzag zij, dat geen ontkomen meer mogelijk was en het voortdurend stijgende water haar weldra bereiken zou. In machteloozen angst zag Giotti haar naar beneden starende beide handen op den boezem gedruktdoch geen kreet kwam over haar lippen. Eén seconde daclit hij na, toen wierp hij zich in den wilden vloed, die ziedde en klaterde en spatte aan Gélia's voetenterwijl het opstuivende schuim haar in 't gelaat sloeg. Met bovenmenschelijke inspanning kliefde de zwemmer het water, telkens door een stortzee teruggeslagen, terwijl de geeselende golven hem de oogen verblindden. Nog één pogingnóg een en hij had de rots bereikt krampachtig klemde hij zich vast, terwijl de golven hem tegen de steenen sloegen. Hij was boven, en met Gélia in de armen wierp hij zich weer in het water, dat immer wies. Nogmaals begon die vreeselijke strijdnu dubbel zwaar. De arm, waarin hij zijn kostbaren last torste, werd loodzwaar en gloeiend, met den anderen kon hij nauw de op dringende golven meer klieven. Eindelijk was de vaste grond onder hunne voeten. Giotti zag de geredde aan: ook in haar vrees was ze bekoorlijk, en hij, in een plotselinge opbruising van onhoudbaar verlangen, sloeg den arm om haar hals, wilde haar een kus op r

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1892 | | pagina 222